Fryslân lijdt aan geheugenverlies
De provincie Fryslân kent een moeizame relatie tot haar industrieel erfgoed. Het lijkt aan zorg en aandacht te ontbreken. Terwijl de afgelopen jaren uniforme bedrijventerreinen als paddenstoelen omhoogschoten, werd tegelijkertijd de sloopkogel gehanteerd bij de karakteristieke melkfabrieken van Opeinde en Oosterwolde. Van de meer dan 130 zuivelfabrieken in Fryslân zijn er nu nog geen 10 over. Daarmee is een belangrijk hoofdstuk uit de geschiedenis van Fryslân verdwenen. De melkfabrieken vertelden het sociaal-culturele verhaal van het ontstaan van het Friese landschap. Via een prachtig stelsel van schipsloten, trekvaarten en opvaarten vormden de voor-oorlogse coöperatieve fabrieken de schakel tussen stad, dorp en landschap. Met het verdwijnen van deze markante plekken, vaak letterlijk en figuurlijk in het hart van het dorp, is ook dikwijls de ziel uit een gemeenschap gehaald.
Moeten we ons daar maar bij neerleggen? Moet je gebouwen die niet langer in functie zijn wel in stand houden met alle moeite, kosten en praktische belemmeringen van dien? Op het recente Atelier Podium vertelde architect Bert Dirrix uit Eindhoven dat transformatie van erfgoed vooral een heldere visie en een betrokken houding vereist. Steeds vaker wordt de culturele waarde ingezien van deze markante gebouwen met een verhaal en wordt gezocht naar een passende herbestemming. Voor de Friese melkfabrieken is het wat dat betreft vijf over twaalf. Toch liggen er ons inziens nog kansen. In de eerste plaats dienen we zuinig te zijn op het weinige dat we nog hebben. De zuivelfabrieken in Lioessens en Oudega (S) moeten echt gered worden. Maar ook dat wat verdwenen kan op een andere manier een plaats krijgen in het collectieve geheugen. De plekken waar de fabrieken hebben gestaan kunnen een nieuwe betekenis krijgen in stad of dorp. Het feit dat deze plekken liggen aan het nog steeds aanwezige waternetwerk, in het hart van de dorpen, biedt tal van aanknopingspunten. Bijvoorbeeld in de vorm van toeristisch/recreatieve ontwikkelingen in aansluiting op het Friese Merenproject.
We moeten niet opnieuw in de fout gaan, maar leren van het verleden. Het valt te verwachten dat op termijn industriële complexen als Philips Drachten en Douwe Egberts Joure van functie zullen gaan veranderen: wat gaat er met deze gebouwen gebeuren? Als we hier nu geen visie op ontwikkelen zijn dergelijke na-oorlogse objecten straks een zelfde lot beschoren als de zuivelfabrieken. De omvang en de waarde van dit meer recente erfgoed is nog niet in beeld gebracht; dat zal dan ook een eerste stap moeten zijn. Vervolgens is een visie nodig en zal er beleid ontwikkeld moeten worden. Wij zien hier voor de provincie een belangrijke taak als regisseur.
Dat ook Gedeputeerde Staten hier een taak voor zichzelf ziet weggelegd blijkt wel uit het recente coalitieakkoord waarin wordt gesteld: “Wij zullen restauratie en vernieuwend hergebruik van karakteristieke gebouwen stimuleren. In 2015 is de achteruitgang van karakteristieke gebouwen en bedrijvencomplexen gestuit”. Kortom: aan de slag!
Peter de Ruyter en Abe Veenstra, landschapsarchitecten Atelier Fryslân
Gepubliceerd in Leeuwarder Courant, 4 juni 2011
Zie ook interview met Peter de Ruyter in Friesch Dagblad over zelfde onderwerp.